In NRC artikel ‘Een kind met autistische ouders blijft vaak ongezien‘ van maandag 30 maart vertellen twee vrouwen hoe het is om op te groeien bij een ouder met autisme.
‘Als ik bij een kind ging spelen, wilde mijn moeder alleen maar weten “heeft ze zich gedragen?” (Josien)
‘Ik heb mijn leven om autisten heen moeten vouwen. Alles draaide om hen: de sfeer, wat er gebeurde, wat er gezegd werd. Wat mijn vader kon hebben aan drukte.’ (Judith)
Hoe is het als je moeder of vader zich niet in je kan verplaatsen? En hoe hebben de zonen van autistische ouders hun jeugd ervaren? Maar ook: hoe vind je een goede manier als volwassene om met je autistische ouder én het gemis om te gaan?
Journalist Paulien Bakker sprak zeven volwassen kinderen en tekende hun verhalen op in een het boek ‘Zag je me maar’. Ook sprak ze met systeemtherapeut Margo Versteijne die al dertig jaar gezinnen met autisme begeleidt. Zij plaatst de ervaringen van de zeven in een bredere context, zodat de losse symptomen een patroon vormen en inzicht geven in hoe autisme zich bij ouders openbaart.
Vermoed je dat er autisme speelt bij een van jouw ouders of bij die van je partner of een goede vriend of vriendin? Het boek ‘Zag je me maar’ biedt een aanknopingspunt om meer zicht te krijgen op je eigen geschiedenis.
Lees het artikel uit NRC terug.
In het boek Zag je me maar komt ook Petra Doze (maker van de documentaire Typisch Matty) aan het woord. Lees hier het volledige interview dat Paulien Bakker met haar had.
Paulien Bakker over het schrijven van Zag je me maar:
‘Ik luisterde met open mond tijdens de interviews. Het autisme van hun ouder heeft een enorme impact gehad op iedereen die ik interviewde, al vond ik het in het begin lastig om samen te vatten wat die invloed dan was. Iedere ouder is anders. De een is vriendelijk of zorgzaam, de ander helemaal niet. De een heeft een hoog of normaal intelligentieniveau, de ander juist laag. Autisme zelf is ook nog eens een heel spectrum dat zich bij iedereen anders uit. Het blijft lastig om te zien wat een ouder precies niet kan; gebrek aan inlevingsvermogen laat zich niet meten. Of de mate waarin iemand met autisme zich afsluit voor prikkels. Wat me uiteindelijk hielp was de term “emotionele onveiligheid”. Dat was wat de kinderen gemeen hadden: ze hadden een ouder die erbij stond als ze in gevaar waren en niet ingreep. Of, als ze steun zochten, niet thuis gaf. Wat ze ook zeiden, hun ouder bleef altijd vanuit zijn of haar perspectief reageren. Met een autistische ouder sta je er als kind alleen voor; je ouder heeft altijd gelijk. Wat voor mogelijkheden heb je als kind om uit te leggen dat niet jij maar je vader of moeder het probleem is?’